Algemeen | Interview | Premium

Statisticus Marc Jacobs over VGO-studies: ‘Voorzorgs-principe kun je niet toepassen’

Voorbarig. Zo noemt datawetenschapper en statistisch adviseur Marc Jacobs het advies van de Gezondheidsraad om maatregelen te nemen tegen het ‘waarschijnlijk oorzakelijke verband’ tussen geitenhouderijen en longontsteking. Hij ziet inconsistentie en flinke hiaten in de VGO-onderzoeken.

Op verzoek van een handvol geitenhouders dook Marc Jacobs in de VGO-onderzoeken. Hij ploos dertien studies uit en zette de resultaten daarvan onder elkaar. Hij zet vraagtekens bij meerdere aspecten in de onderzoeken en vindt dat data missen om de uitspraken te rechtvaardigen van de onderzoekers die het rapport schreven, evenals voormalig minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Fleur Agema en de Gezondheidsraad. Geitenhouderij vroeg hem naar zijn bevindingen.

Over Marc Jacobs

Tijdens zijn opleiding tot medisch psycholoog groeide Jacobs’ interesse in epidemiologie – het bijhouden waar ziektes zich bevinden en hoe die zich ontwikkelen. Sinds drie jaar heeft hij een eigen adviesbureau MSJ Advies, waar hij statistische modellen maakt en over statistiek adviseert. Jacobs is gepromoveerd op het ondersteunen van artsen en patiënten in de risicocommunicatie bij behandelingen voor slokdarmkanker. Hij werkte de afgelopen tien jaar als statisticus in de farmacie, landbouwhuisdiervoeding en automatisering, en deed opdrachten voor gemeenten, provincies en advocaten. Jacobs is auteur van twee boeken: ‘Van aardbeving tot zoönose’, over de inzet van modellen voor beleid, en ‘De onttovering van AI’ – een pleidooi voor het gebruik van gezond verstand.

U stelt dat VGO-III geen verband aanoont tussen geitenhouderijen en longontsteking. Hoe komt u op basis van dezelfde studies tot een andere conclusie dan de onderzoekers?

“Ik zie dat er geen consistent verband bestaat in 11 jaar onderzoek tussen wonen binnen 2 km van een geitenhouderij en longontsteking. Het hangt ervan af welke studie je bekijkt. Het enige verband dat ik er uithaal, is dat er een groter risico is op een longontsteking binnen een woonafstand van 500 meter van een geitenhouderij. Dat verband is overigens niet sterk.VGO-I en VGO-II berusten op een dataset, VGO-III op een andere. Van twee hele grote, en dure, studies zijn zeker dertien publicaties gemaakt. Die berusten dus op dezelfde dataset en dat verklaart waarom uitkomsten hetzelfde zijn. De resultaten uit VGO-III zijn niet consistent met wat werd gevonden in VGO-I en II. VGO-III moest een verbetering zijn van I en II, met betere methodiek ook, maar je ziet dat in III de verschillen komen en de inconsistentie begint. In VGO-III vind ik een groter aantal niet-significante resultaten.De relatie tussen geitenhouderijen en longontsteking is afhankelijk van de gekozen afstand, de gekozen onderzoeksgroep, de gebruikte methodologie en de toegepaste statistiek. De studies corrigeren niet adequaat voor deze verschillen.Bovendien is er geen mechanisme gevonden dat aantoont hoe geitenhouderijen voor longontsteking zouden kunnen zorgen. Wat je dan krijgt, is dat de hypothese volgt op de bevindingen: de onderzoekers stellen dat er iets aan de hand moet zijn, niet omdat ze dat hebben aangetoond, maar omdat ze elke keer hetzelfde hebben gedaan.”

Tot 500 meter ziet u wel een verband tussen wonen nabij geitenhouderijen en longontsteking. Wat ziet u precies?

“Binnen 500 meter van een geitenhouderij wonen vergroot de kans op een longontsteking – buiten 500 meter zijn de resultaten inconsistent. Dat tonen de data uit de VGO-onderzoeken aan. Maar om die relatie binnen 500 meter te borgen, moet ik ook weten welk risico de geitenhouder zelf loopt. Dat is logischerwijs de grootste risicogroep. Maar die zijn niet als aparte groep onderzocht. Zonder dat, kun je het niet maken om te communiceren over dit onderzoek zoals nu gebeurt.De onderzoekers brengen naar buiten dat zij jaarrond het verband zien. Dat tonen ze niet aan. Ze bekeken de relatie tussen geitenhouderijen en longontsteking per maand voor een aantal jaren. De splitsing in maanden laat zien dat het verband zeker niet consistent aanwezig is over het hele jaar. Ook belangrijk hierbij is perspectief. Het gaat hier over 20 tot 40 procent meer kans op een longontsteking. Gaat het om mensen die binnen 2 km van een geitenhouderij wonen, of om 500 meter? In dat eerste geval hebben we het over een miljoen mensen, in het laatste om een heel klein aantal. Daar lijkt VGO aan voorbij te gaan.”

In uw rapporten somt u nogal wat op: gegevens die missen, onduidelijkheden rondom schattingen die worden gedaan, analyses die minder toepasselijk zijn en niet corrigeren voor verschillen, bronnen die niet worden vermeld, geen rekening houden met onzekerheden – zijn er niet wat te veel fouten gemaakt voor een groot team aan gerenommeerde onderzoekers? Of is er zelfs bewust gehandeld en gecommuniceerd in de VGO-onderzoeken?

“Of er bewust informatie is achtergehouden kun je nooit zeggen. Er zal altijd een bepaalde bias zijn in hoe je kijkt. Ik denk wel dat het gaandeweg een onderzoek steeds moeilijker wordt om van een hypothese af te stappen, dan om haar voor waar aan te nemen. Ik vind dat er veel fouten zijn gemaakt. Omgevingsepidemiologie is een lastig veld, dat weet ik. Het probleem is dat je hiermee nooit een oorzakelijk verband kunt vinden. Maar je kunt wel verschillen zien tussen groepen op een bepaalde factor. Vervolgens heb je een mechanisme nodig om het echt te duiden: dus hoe gaat het precies in zijn werk als geitenhouderijen tot longontsteking leiden?

VGO neemt de geitenhouders niet mee als onderzoeksgroep. Wat er dan overblijft is slechts een ‘associatie’. Er is te weinig bewijs dat geitenhouderijen longontsteking veroorzaken. Je kunt niet communiceren dat dat wel zo is zonder gerede twijfel. De enige manier om die twijfel weg te nemen, is door het mechanisme te kennen.”

Wat betekenen uw bevindingen voor de ophef die ontstond na het uitkomen van het VGO-III rapport?

“De berekening dat geitenhouderijen zorgen voor twintig tot honderd extra doden per jaar gaat veel te ver. Verder vind ik niet dat je hierop het voorzorgsprincipe kunt toepassen, op basis waarvan nu maatregelen worden geadviseerd. Een aantal aspecten klopt niet, zoals in sommige berekeningen de significanties. Vaak worden er meerdere statistische testen op dezelfde dataset getoetst, tot wel dertig keer. Als je vaker een toets doet, wordt de kans op valspositieven groter. Daarnaast draait het bij epidemiologie om verspreiding, in dit geval vanaf een geitenhouderij. Maar er is geen helder beeld verkregen of je als geitenhouder, die het dichtst bij die verspreidingsbron zit, een verhoogd risico hebt. Tezamen met de inconsistentie en de afwezigheid van het mechanisme, gaat het wel heel ver om nu het voorzorgsprincipe te hanteren.”

De ruwe data uit deze onderzoeken zijn niet in te zien, u kon geen eigen analyses doen. Waarom is dat?

“Soms worden ruwe data niet gedeeld omdat er altijd wel iemand van mening is dat het anders had gemoeten. Maar ik vind het gek dat het nu niet openbaar is, bij iets wat zo’n impact heeft. Als je publiceert over iets wat van invloed is op een complete beroepsgroep, en wat bovendien enorme economische schade kan opleveren, dan horen data publiekelijk beschikbaar te zijn. Daarnaast zijn de onderzoeken uitgevoerd met belastinggeld – dat ook zou een reden moeten zijn om de data openbaar te maken.Daarnaast vind ik dat de geitenhouder het verdient om zich te kunnen verdedigen. Dat kunnen zij niet zonder de statistieken in te zien. Eigenlijk zeggen RIVM en de andere onderzoeksgroepen nu: vertrouw ons, wij hebben het goed gedaan, en nu is het tijd om maatregelen te nemen. Wetgeving kan dat soms op die manier doen. Maar ik vind niet dat de data daarvoor krachtig genoeg zijn.”

Hoe kunnen er wel gegevens komen die krachtig genoeg zijn om gefundeerde beslissingen over te nemen?

“Ik zou zeggen, geitenhouders, kom met een tegenvoorstel. Ga niet zeggen dat de VGO-onderzoeken niet kloppen want daar bereik je niets mee, een tegenvoorstel werkt beter.Roep alle geitenhouders bij elkaar en vraag het RIVM om de hele beroepsgroep, inclusief gezinsleden en medewerkers, te testen. Want blijkbaar hebben geitenhouders een beroep dat schadelijk is. Laat maar zien hoe het zit. De grootste incidentie ligt volgens VGO bij geitenhouders. In de afgelopen vijf jaar zal dan één op de tien zeker een longontsteking moeten hebben gehad, schat ik zo in.Als dan blijkt dat onder geitenhouders geen extra longontstekingen voorkomen, moet je echt gaan zoeken waar die verhoogde incidentie vandaan kwam die de onderzoekers in I en II vonden. Als blijkt dat geitenhouders meer longontsteking hebben en in flinke gradatie, dan kan ik de resultaten die ik zag beter begrijpen. Dan zullen geitenhouders vooral zichzelf moeten beschermen. Net zoals een schilder weet dat hij vaker dan anderen in contact komt met schadelijke stoffen.Ik verwacht dat je dan clusters zult vinden, met name afhankelijk van de plek waar je woont. De Nederlandse luchtkwaliteit is niet echt om over naar huis te schrijven.”

Wat is uw advies aan de Gezondheidsraad en de ministeries van VWS en LVVN?

“De dertien studies leverden bijna elke keer hetzelfde op. Het alternatief was dat dit onderzoek, dat 14 miljoen euro kostte, niks opleverde. Na 2019 is er geen nieuwe data meer verzameld.Als de ministeries willen doen wat nu op de planning staat, maatregelen nemen die waarschijnlijk grote investeringen vragen van geitenhouders, moet er echt vervolgonderzoek komen. Waarbij je alle verzamelde data uit VGO meeneemt in een grote analyse en kijkt of er dosis-respons is. Die lang vergaarde data verdienen het om in zijn geheel geanalyseerd te worden. Haal dan ook de hiaten eruit: voeg geitenhouders als onderzoeksgroep toe en verklaar het mechanisme. Zonder mechanisme kun je geen interventie doen.”

Schattingen van de verhoogde kans op longontsteking

Significante bevindingen per afstand (kolommen), per analysejaar (rijen) en per regio (splitsing boven-onder). NB = Noord-Brabant, NBL = Noord-Brabant en Limburg, UGO = Utrecht, Gelderland en Overijssel. Per regio blijken de bevindingen in de UGO-groep niet significant te zijn, gezien per afstand. Ook blijkt dat er voor meerdere afstanden en regio’s zowel significante als niet-significante relaties worden gevonden. De relatie tot 500 meter lijkt het meest consistent significant te zijn, maar kent ook niet-significante bevindingen. Onduidelijk is hoe dit alles komt. Bron: Rapport ‘Epidemiologische VGO-studies laten geen consistent en duidelijk verband zien tussen geiten en het risico op longontsteking’, 2025, door Marc Jacobs

Je hebt zojuist een Premium-artikel gelezen.
Het aantal premium-artikelen dat je kunt lezen is beperkt. Wil je meer Premium lezen? Maak dan een gratis profiel aan.
Dit artikel komt uit vakblad Geitenhouderij
Lees meer uit deze uitgave
Dit Premium-artikel krijg je cadeau. Onbeperkt lezen? Nu proberen
Over de auteur: Wilma Wolters
Wilma groeide op tussen koeien en paarden, en vond dat geweldig. Ze volgde de Hogere Agrarische School in Dronten, studeerde nog 2 jaar aan de...
Deel dit bericht: WhatsApp Facebook

Melkprijzen

NieuwsbriefGeitenmelkprijsvergelijking uitgevoerd door AgriMedia bv.
Bekijk de melkprijzen

Nieuwsbrief Geitenhouderij

Nieuwsbrief