Nederland heeft een lange traditie van stads- en kinderboerderijen. Op deze publieksboerderijen ervaart het publiek direct contact met (landbouw)huisdieren. Op de meeste locaties worden een of meer geiten gehuisvest. Op boerderijen met een publieksfunctie biedt het houden van geiten voordelen, maar er zijn ook uitdagingen.
Naast stads- en kinderboerderijen kunnen ook dierweides en reguliere agrarische bedrijven met een kinderdagverblijf-, zorg- of andersoortige publiekstak een publieksfunctie hebben. Sinds 1 januari 2024 geldt de nieuwe Omgevingswet*, waarin kinderboerderijen worden gedefinieerd als boerderijen die voor iedereen toegankelijk zijn en die speciaal zijn ingericht voor kinderen om kennis te maken met verschillende (meestal inheemse) dieren zoals kippen, geiten, paarden, koeien, kalkoenen, ganzen, varkens, fazanten, eenden en andere boerderijdieren. Kinderboerderijen worden gezien als agrarische ondernemingen en huisvesten vaak een mix aan dieren, waaronder vaak geiten. Geiten zijn nieuwsgierig, oplettend, zelfredzaam, eetlustig, sociaal en speels, wat ze uitermate geschikt maakt voor kinderboerderijen.
30 miljoen bezoekers
Het aantal geiten verschilt per locatie aanzienlijk, maar ligt meestal tussen de twee en tien dieren op kinderboerderijen. Precieze gegevens over de grootte van kinderboerderijen en het aantal aanwezige dieren worden echter niet centraal bijgehouden en er zijn geen exacte cijfers over het huidige aantal geiten op kinderboerderijen in Nederland.
Het aantal kinderboerderijen, exclusief dierenweides, in Nederland wordt geschat op 450 en naar benadering worden deze gezamenlijk bezocht door 30 miljoen bezoekers per jaar. Er zijn kinderboerderijen in eigendom van particulieren, maar de meeste worden beheerd door beheerders in dienst van de gemeente, een stichting, vereniging, of zelfs een zorginstelling. Vaak is het werk onbetaald en zijn de beheerder en medewerkers vrijwilligers.
Geen verveling
Meestal hebben geiten op locaties met een publieksfunctie goede huisvesting en kunnen ze leven in een sociale structuur. Ze hebben vrijwel altijd toegang tot een schuilplaats om te schuilen tegen zon, regen en wind. Hoewel binnen- en buitenruimtes vaak relatief klein zijn, zijn ze meestal wel voorzien van speel- en klimmogelijkheden, bieden ze zowel (ver)harde als zachte ondergrond en is er voldoende toegang tot voederplaatsen. Dit alles biedt de mogelijkheid om diersoorteigen gedrag te vertonen. Ze staan daarnaast meestal samen met een of meer soortgenoten en delen de ruimte met andere diersoorten. Een kinderboerderijgeit zal zich niet snel vervelen.
Toch zijn er ook uitdagingen voor het houden van geiten die een publieksfunctie dienen. Zo kan het lastig zijn om afzondering mogelijk te maken – afzondering van soortgenoten en medebewoners, maar ook van het publiek. Dit kan gewenst zijn bij ziekte, geboorte of abortus of bijvoorbeeld bij aanvoer van een nieuw dier. Publiek heeft echter zelden onbeperkt toegang tot dierenweides, stads- en kinderboerderijen, waardoor er meestal ook publieksluwe of -vrije uren zijn.
Voeding is uitdaging
Een grotere uitdaging is correcte voeding. Vaak delen geiten de beschikbare ruimte met andere dieren, zoals schapen en runderen, maar soms ook met bijvoorbeeld alpaca’s en vogels. Schapen hebben door hun efficiëntere opname een lagere tolerantie voor het mineraal koper. Om koperintoxicatie bij de schapen te voorkomen, wordt koperarme schapenbrok gevoerd. Dat kan echter leiden tot kopergebrek bij de geiten. Dit wordt deels gecompenseerd door jaarrond krachtvoergift, waardoor de totale hoeveelheid uiteindelijk voldoende kan zijn.
Pluimveevoer vinden geiten heerlijk, vooral als daar granen inzitten. Bij een herkauwer kan een granenrijk dieet echter pensverzuring veroorzaken. Als geiten enkel onder elkaar gehouden worden, kan gemakkelijk een specifiek geitenrantsoen aangeboden worden. Van nature grazen geiten niet alleen, maar browsen ze ook – naast gras voeden ze zich graag met bladeren, zachte scheuten en vruchten van struiken en bast van bomen. Het is daarom aan te raden om geiten voornamelijk een gevarieerde ruwvoercomponent aan te bieden, eventueel aangevuld met een beetje krachtvoer of supplementen. In de praktijk krijgen ze vaak te veel krachtvoer, en daarbij nog lekkernijen die goedbedoeld zijn meegenomen door het publiek. Dit is lastig te beteugelen en controleren – geiten zijn gulzige eters.

Ieder zijn verantwoordelijkheid
Boerderijen met een publieksfunctie staan voor de opgave om het zowel voor de dieren als voor het publiek veilig, schoon en gezond te houden. Er is zelden sprake van een gesloten dierpopulatie, zelfs niet als we alleen naar geiten kijken.
Als er gefokt wordt, is er genetische verversing nodig. Bokkenkringen, waarbij bokken van specifieke rassen op verschillende locaties ingezet worden, zijn hiervan een voorbeeld. Geiten die op een kinderboerderij worden gefokt, komen soms beschikbaar voor verkoop. Het is voor de koper belangrijk om zich te realiseren dat deze dieren wellicht meer meenemen dan gewenst, zoals ziektekiemen en endo- en exoparasieten.
Contact met andere diersoorten die dezelfde ziektes kunnen dragen, vormt ook risico’s. Op indirecte wijze, via schoeisel en kleding, kunnen bezoekers en medewerkers die thuis dieren hebben, ziektekiemen overdragen. Soms ontmoeten ze onvoorziene gasten in hun verblijf doordat dieren gedumpt worden, wat veel voorkomt bij stads- en kinderboerderijen. Nu zullen geiten, anders dan hanen en konijnen niet zo snel ‘over het hek’ gezet worden, maar ook ongenode gasten, zoals muizen en ratten, kunnen ziektekiemen verspreiden. De concentratie aan dieren en de aanwezigheid van voer(resten) en mest hebben een grote aantrekkingskracht op plaagdieren.
Het publiek, medewerkers en ook zorgklanten bij zorgboerderijen lopen bij diercontact een risico op aandoeningen die van dier naar mens overgedragen kunnen worden. Vooral de zogenaamde yopi’s – jongeren (young), ouderen, zwangeren (pregnant) en immuungesupresseerden – zijn kwetsbaar. Deze groepen zijn vaak oververtegenwoordigd bij kinderboerderijbezoek, zoals opa en oma met kleinkinderen, of een jonge moeder met een kleintje op komst. Bewustzijn, protocollair werken en informatievoorziening zijn belangrijk. Informatieborden voor het publiek, voorzieningen om handen te wassen en voeten te vegen, quarantainemaatregelen voor nieuwe dieren en het afschermen van zieke dieren van het publiek zijn hier voorbeelden van. Ook de verplichte Q-koortsvaccinatie is onderdeel van dergelijke veiligheidsmaatregelen.
Zo heeft iedere betrokkene bij een publieksbedrijf zijn eigen verantwoordelijkheid: de eigenaar, beheerder en medewerker, maar ook de bezoeker.
*De Omgevingswet is een Nederlandse wet die een verregaande vereenvoudiging beoogt van het stelsel van wetgeving voor de ontwikkeling en het beheer van de leefomgeving. Tientallen wetten en honderden regels zijn daartoe gebundeld in één nieuwe wet.
Tekst: Karianne Peterson, Royal GD