Algemeen | Magazine | Premium

Zuurstof in de mest voor minder emissies

‘De groene biogeit’, zo heet het project waarmee vier geitenhouders een emissiearm systeem testen. Zij worden ondersteund door belangenvereniging De Groene Geit. Bij Pieter Vliek in Ambt-Delden (OV), die altijd al met dit systeem op zijn bedrijf werkt, zijn de metingen nu afgerond.

Bij Pieter Vliek, biologisch geitenhouder en zuivelmaker, zijn een jaar lang de emissies uit de stal gemeten van de broeikasgassen kooldioxide, methaan en lachgas, en de concentratie ammoniak. In de nok van de stal, waar de meeste lucht de stal verlaat, wordt de lucht bemonsterd middels pompen en slangetjes en gemeten met sensoren. De meetapparatuur staat in verbinding met de server van Wageningen University & Research (WUR). Dit is een nieuwe manier van meten, die nog in ontwikkeling is, vertelt projectleider Luuk Gollenbeek van WUR. “We vergelijken het daarom met de oude manier van meten, die geaccepteerd is voor het vaststellen van emissiefactoren, om te zien of de sensormethode werkt.

”Hiervoor wordt, verspreid over het jaar, 6 keer een 24 uursmeting gedaan bij Vliek. “Dan staan hier in de stal grote vaten en borrelt er van alles, het lijkt wel een klein laboratorium.” In de vaten wordt een verzamelmonster opgeslagen van de lucht van een dag en een nacht. In Wageningen wordt die lucht vervolgens geanalyseerd op de concentratie methaan, kooldioxide en lachgas.De concentratie ammoniak in de stal wordt op een andere manier gemeten. Gollenbeek: “Daarvoor leiden we de lucht door een zuur waarin de ammoniak oplost – vergelijkbaar met wat er in een luchtwasser gebeurt.” Tijdens de 24 uursmeting wordt ook de concentratie ammoniak buiten, naast de stal, gemeten. Daarmee berekent WUR de daadwerkelijke concentratie ammoniak in de stal. “Er kan namelijk ook ammoniak emitteren uit bronnen in de buurt, bijvoorbeeld tijdens het uitrijden van mest. En we willen alleen de emissies uit de stal meten.”

In de nok van de stal wordt de lucht bemonsterd.

Ventilatie bepalen

Overigens is de gemeten concentratie nog geen emissie, hiervoor moet je ook weten hoeveel lucht er de stal uit gaat. “Een hoge concentratie ammoniak in de stal betekent niet per se een hoge emissie, het kan ook een gevolg zijn van weinig ventilatie.”Om de ventilatie te bepalen maakt WUR gebruik van de productie van CO2 van de geiten en CO2 uit de pot. De CO2 die de dieren produceren – die uit hun bek komt – wordt berekend op basis van het aantal aanwezige geiten, de voeropname en de melkproductie – hier zijn standaardwaarden voor. De CO2 die uit de pot komt wordt gemeten met een meetdoos. Uit deze twee gegevens is de productie van CO2 in de stal af te leiden. “Verder meten we de concentratie CO2 in de buitenlucht. Hiermee kunnen we berekenen hoeveel verse lucht de stal in komt, en dus vieze lucht de stal uit gaat – oftewel de ventilatie”, licht Gollenbeek toe.

De mest uit de vier weken oude pot wordt luchtdicht opgeslagen.

Zuurstof in de mest

Het project wordt uitgevoerd met subsidiegeld uit de Sbv, de ‘Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen’. De komende jaren zal op nog drie geitenbedrijven de uitstoot van de broeikasgassen en ammoniak worden gemeten. Voorwaarde in dit project is dat elke vier weken wordt uitgemest. Het idee is dat de emissies in de stal dan lager zijn. Voor Pieter Vliek is dat niet nieuw, hij heeft dat altijd gedaan op zijn geitenbedrijf waar hij op dit moment 320 geiten melkt. Vliek heeft ook geen diepe potten maar een gelijkvloerse stal. “Het lijkt mij niet gezond als een geit te lang op zo’n bult stront met broeigassen leeft.” Het idee waaraan in dit project wordt gewerkt komt van Vliek, geitenhouder Rien Louwes in Ruinerwold is trekker van het project, WUR verzorgt de metingen.In een pot van drie of misschien wel zes maanden oud ontstaat zeker methaan. Onderzoeker Gollenbeek: “Als de mest goed wordt aangestampt ontstaat er een anaerobe, dus zuurstofloze omgeving. Dan kan methaan ontstaan.” Als de pot niet zo oud wordt en ‘losser’ blijft – dus met meer zuurstof erin –, kunnen aerobe micro-organismen blijven groeien. De hypothese is dat deze micro-​organismen de stikstof uit de feces en urine vastleggen zodat bij een versere pot de ammoniakemissies lager zijn. Er is dan ook veel koolstof (organische stof) aanwezig ten opzichte van stikstof waardoor de micro-­organismen stikstof nodig hebben om de organische stof af te breken en te groeien.”Het effect van vaker uitmesten op de lachgasemissie is nog onduidelijk.

Elke vier weken uitmesten

De mest die elke vier weken uit de stal komt, moet in de proef op een hoop komen en direct en goed luchtdicht worden afgedekt. “Bij ons gebeurt dat altijd op een woensdag”, vertelt Vliek. “Met een omgebouwde afschuifvork harken we de mest uit de stal. We drukken het goed aan en leggen er dik landbouwplastic op.”Tweemaal in de vier weken strooit Vliek oergesteentemeel in de stal, een vulkanisch gesteente. Dat deed hij al voordat het project begon en wil dat blijven doen, omdat het volgens hem nutriënten terugbrengt. Gollenbeek legt uit: “Vulkanisch gesteente wordt gebruikt om bokashi te maken. Het voorkomt dat de mest te snel te zuur wordt, waardoor bacteriën stoppen met hun afbraakprocessen. Met deze toevoeging aan mest zorg je ervoor dat die afbraakprocessen langer aanhouden.”De andere drie geitenbedrijven waar gemeten wordt, voegen geen oergesteentemeel toe, maar een enkeling heeft andere toevoegingen aan de mest zoals bermmaaisel. Er zijn meer verschillen tussen de bedrijven waar gemeten wordt, zoals de stalbezetting, het aantal uren weidegang en de manier van opslaan van de mest – bijvoorbeeld in een sleufsilo afgedekt door een kuilafdeksysteem of door het in te slurven. Vliek sproeit bij het uitrijden een bodembacterie over de mest. De horizontale walsen van de mestverspreider zorgen voor een homogeen product waar de bacteriën egaal doorheen komen. Door de bodembacterie zou de mest beter fermenteren en ontstaat er eigenlijk bokashi. De Sbv wil de emissiemetingen liefst doen op bedrijven met een ‘zo normaal mogelijke’ bedrijfsvoering. Daartoe worden het aantal dieren, de melkproductie en het ureumgetal op de bedrijven bijgehouden.

Emissiefactor of niet?

Op dit moment zijn er nog geen resultaten van de emissies bekend. “Van de vier bedrijven komen die op zijn vroegst in 2027”, verwacht Gollenbeek. Of dit project een emissiefactor zal opleveren, is nog niet bekend. Volgens de richtlijn is het voldoende om vier bedrijven te meten en dat is binnen dit project wel het plan. Voor de Sbv is de vaststelling van een formele emissiefactor niet per se nodig, en mede omdat er geen bedrijf achter deze stalmaatregelen zit, zal inspanning nodig zijn vanuit een andere partij, zoals LTO of misschien zelfs het ministerie van LVVN. Er moet dan bijvoorbeeld bepaald worden hoe dit systeem beschreven en geborgd kan worden. “Voor de sector zou een emissiefactor een mooie uitkomst zijn”, denkt Gollenbeek.Voor de wetgever, en dus voor het vaststellen van een emissiefactor, is het voldoende om enkel in de stal de emissie te meten. “De wetgever kijkt in hokjes en ziet emissie uit de stal, emissie uit de opslag en emissie tijdens het uitrijden van de mest als aparte bezigheden”, weet Gollenbeek. Maar de Sbv stelt bij de subsidieverlening dat de maatregelen het probleem niet mogen verplaatsen. “Er mag buiten de stal, dus bij de opslag of het uitrijden, niet méér emissie ontstaan dan wat deze maatregelen opleveren aan reductie ín de stal.” Dus wordt ook de emissie van de luchtdicht verpakte mest gemeten. Met de toevoegingen aan de mest die Vliek toepast, vulkanisch gesteente in de stal en micro-­organismen aan de bult, wordt minder methaan en ammoniakvorming in de mest verwacht, omdat er fermentatie plaatsvindt in plaats van broei of rotting.

Borging nog een aandachtspunt

Wordt er uiteindelijk wel een emissiefactor vastgesteld, dan moet die ook nog geborgd worden: aantonen dat elke vier weken wordt uitgemest. De borging is nog niet vastgesteld. Vliek heeft wel ideeën. “Bel de NVWA elke vier weken als je gaat uitmesten. Laat ze maar komen kijken. Je kunt ook zorgen dat je pot een rand heeft van slechts 25 centimeter. Als je dat goed uitvoert, zullen geiten geen voer in de pot trekken, is mijn ervaring.” Gollenbeek denkt dat camera’s in de stal mogelijk een rol kunnen spelen bij de borging.

Hoofdfoto: WUR

Je hebt zojuist een Premium-artikel gelezen.
Het aantal premium-artikelen dat je kunt lezen is beperkt. Wil je meer Premium lezen? Maak dan een gratis profiel aan.
Dit artikel komt uit vakblad Geitenhouderij
Lees meer uit deze uitgave
Dit Premium-artikel krijg je cadeau. Onbeperkt lezen? Nu proberen
Over de auteur: Redactie
...
Meer over:
Algemeen
Deel dit bericht: WhatsApp Facebook

Melkprijzen

NieuwsbriefGeitenmelkprijsvergelijking uitgevoerd door AgriMedia bv.
Bekijk de melkprijzen

Nieuwsbrief Geitenhouderij

Nieuwsbrief