Fokkerij | Magazine | Premium

Ruimer fokbeleid dringt groei inteelt terug – Bokken duurzaam inzetten

Jarenlang lag inteelt op de loer voor geitenrassen in Nederland. Door aangepast fokbeleid is die dreiging afgenomen. Hoe kunnen de fokcommissies en fokkers de inteelttoename beheersen en een vitale geitenpopulatie waarborgen?

Tijdens de viering van de honderdste verjaardag van de Nederlandse Organisatie voor de Geitenfokkerij (NOG) in 2016 werd duidelijk gemaakt dat inteelttoename bij de vijf geitenrassen een reële bedreiging was voor het gezonde voortbestaan van de rassen. De organisatie pakte dit onderwerp vervolgens serieus op en ging met de fokcommissies in gesprek over een plan van aanpak. Er volgden aanpassingen in het fokbeleid van zowel de Witte, Bonte, Nubische, Toggenburger en Boergeiten. Die maatregelen werpen hun vruchten af: het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) van Wageningen University & Research (WUR) berekende dat negen jaar later de inteelttoe­name voor de NOG-geitenrassen niet meer structureel en ongewenst te hoog is.Hoe kunnen de fokkers deze situatie vasthouden?

Internationale richtlijnen voor de risicostatus van inteelttoename.

Beneden 0,25 procent

Voor een vitale populatie moet de inteelttoename per generatie lager dan 0,25 procent zijn. Bij een hoger percentage neemt de kans op erfelijke gebreken toe. Boven 1 procent inteelttoename per generatie is daarvoor een serieuze bedreiging. Jan ten Napel, onderzoeker fokkerij en genomica bij CGN/WUR legt uit: “Alle dieren dragen allelen van erfelijke gebreken. Daar merken we niks van omdat die allelen in de regel samenkomen met een gezond allel en daardoor niet tot expressie komen. Stel, een bok is drager van een allel dat een erfelijk gebrek veroorzaakt. Dat gaat zonder optreden van het genetische defect door het leven, maar als door inteelt twee kopieën van dat allel na een paar generaties via de vader en de moeder samenkomen bij een afstammeling, heeft die wel dat erfelijke gebrek. Door snelle inteelttoename zijn er meer verwante dieren met hetzelfde allel van een erfelijk gebrek en neemt de kans toe dat het erfelijk gebrek vaker voorkomt.”

In 2016 deelde Ten Napels collega Jack Windig de volgende inteelttoenames per generatie: Bonte geiten +0,76 procent, Toggenburger geiten +0,81 procent en Witte geiten +0,40 procent – alle dus in de gevarenzone. Bij de Nubische geiten en de Boergeiten constateerde hij dat ook die te hoog waren. Het ging hier om de gemiddelde inteelttoename per generatie over alle bekende generaties van 1970 tot 2016.

Ten Napel analyseerde in het onlangs verschenen rapport ‘Populatie-analyse en evaluatie van de fokprogramma’s van vijf geitenrassen’ de geboorte- en afstammingsgegevens van 182.000 geiten van de verschillende rassen. Het gaat bij de analyse om dieren die vanaf 1970 in het NOG-stamboek zijn geregistreerd.Hij berekende de inteelttoenames van de laatste generatie (geboorte 2021-2023) ten opzichte van de voorlaatste generatie (geboorte 2018-2020). Voor Bonte geiten was de inteelttoename -0,60 procent, Toggenburgers -0,13 procent, Witte geiten -2,62 procent, Nubisch -0,15 procent en Boergeiten -0,17 procent. Bij alle rassen was in de laatste generatie dus sprake van een afname van de inteelt.

Melkema’s Alex QK is (te) vaak ingezet. Zijn scrapieresistentie maakte hem wellicht populair. Foto: Lars Boers

Bok te veel gebruikt

De grootste impact op inteelt hebben bokken die heel veel gebruikt worden. “Hoe groter het aantal nakomelingen van een of een paar bokken, hoe sterker de inteelttoename een paar generaties later. In de eerste generatie lijkt dat nog niet zo’n probleem, maar een paar generaties later zie je duidelijk effect van de inteelttoename”, weet Ten Napel. “En vaak zie je dat de nakomelingen van die bok ook weer worden aangehouden en relatief veel ingezet”, voegt fokkerij-onderzoeker bij CGN/WUR Rita Hoving toe. Bij alle rassen worden er elk jaar wel een, twee of drie bokken te vaak ingezet uit oogpunt van inteelt, constateert Ten Napel. “Ik zou zeggen: niet meer dan twee of drie zoons per vader inzetten als dekbok.” Het gebruik van onverwante fokdieren uit het buitenland of van andere Nederlandse rassen, heeft het meest bijgedragen aan het terugdringen van inteelt. Dieren van buiten het stamboek zijn nou eenmaal allemaal onverwant aan de populatie. De dalende inteelttoename onder Nederlandse Toggenburger geiten is vooral bereikt door de verruiming van het fokbeleid waardoor meer bokken konden worden ingeschreven in het stamboek.Overigens is de oplossing voor het beperken van de inteelttoename niet om dan maar de helft van de bokken uit het buitenland te halen. Ten Napel: “Je hoopt dan dat dat onverwante bokken zijn, maar vaak weet je dat niet van dieren uit het buitenland. Dat creëert dus schijnwerkelijkheid, met name als ze vaker bij dezelfde fokker worden opgehaald – tenzij je van die bokken drie of vier afstammingen terug kunt zien.”

De onderzoeker vindt het beter dat de fokcommissies een stabiel fokprogramma hebben en zelf snappen hoe het werkt: voldoende onverwante dieren selecteren om ouders te worden en de invloed van met name vaders op toekomstige generaties beperkt houden. “Vaak denken mensen: als ik maar vermijd dat er paringen zijn van verwante dieren, dan voorkom ik inteelttoename wel. Op zich is dat zo, maar na een aantal generaties heb je geen onverwante dieren meer over om te paren en dan lukt die strategie niet meer. Daarom is het selecteren van dieren die zo min mogelijk verwant zijn het belangrijkste. Het voorkomen van paringen van verwanten is daar een mooie aanvulling op.”

Verhouding bok-geit

Voor Bonte, Witte en Nubische geiten is er momenteel geen direct gevaar op inteelt. Voor Boergeiten en Toggenburger geiten lijkt de inteelttoename ook onder controle, maar dat is vooral tijdelijk omdat de aangepaste fokkerijmaatregelen nu doorwerken, zegt Ten Napel. “Om voor deze twee rassen de inteelttoename in de toekomst veilig te houden, en dus onder de 0,25 procent per generatie, ligt het aantal geiten per bok aan de hoge kant.” Het zou goed zijn als de fokcommissies ernaar streven om ten minste een minimum aantal bokken per geboortejaar aan te houden voor de fokkerij, vindt de onderzoeker. Welk aantal dat is, verschilt per ras. Voor de Boergeiten en Toggenburger geiten constateert Ten Napel dat de kleine populatiegrootte een bedreiging kan zijn voor inteelt. “De effectieve populatiegrootte is een-op-een gerelateerd aan de inteelttoename. De populatiegrootte is het aantal mannelijke en vrouwelijke dieren dat beschikbaar is per generatie – dus het aantal dieren dat per generatie wordt aangehouden. Als dat terugloopt en je wilt dezelfde effectieve populatiegrootte, dan moet je meer bokken per geit aanhouden.”

Zonder import van bokken zouden fokkers van Boergeiten ongeveer 1 bok op 1,6 geit moeten aanhouden en fokkers van Toggenburger geiten 3,2. Op dit moment is het aantal actieve fokgeiten per bok bij de Boergeiten 3,0, en bij Toggenburgers 4,0. “Bij deze aantallen is een regelmatige import van een klein aantal bokken uit andere populaties nodig om de inteelttoename beperkt te houden.”Verder is het altijd goed om op zoek te blijven naar nieuwe fokkers die het ras willen ondersteunen.

Verwantschap berekenen

Een hulpmiddel om de inteelt in een populatie niet te ver te laten toenemen, is de zogenoemde mean kinship. Dat drukt voor een individueel dier uit wat de gemiddelde verwantschap is met andere actieve fokdieren. Dieren met een hoge mean kinship zijn al ruim vertegenwoordigd en voegen dus weinig toe aan de populatie.CGN/WUR stelt een rekenprogramma beschikbaar om mean kinship uit te rekenen voor een populatie. Diverse aanbieders van software voor stamboekregistratie hebben deze module overgenomen of zijn daar mee bezig. Omdat de actieve fokpopulatie verandert – elke week worden dieren aan- en afgevoerd – adviseert Ten Napel om regelmatig de mean kinship uit te laten rekenen. Daarnaast is het goed om te weten over hoeveel generaties de mean kinship is berekend. “Want een laag mean kinship krijg je ook als de ouders van het dier onbekend zijn.” Op dit moment kan de mean kinship op populatieniveau worden berekend, maar Ten Napel zou graag zien dat een individuele fokker dat ook kan (laten) doen: “Stel dat je een keuze hebt uit drie bokken die een gelijke geschiktheid hebben voor jouw geiten, dan zorgt het dier met de laagste mean kinship voor de laagste inteelttoename.”

Geduld hebben

Ten Napel begrijpt heel goed dat een fokker graag veel nakomelingen van een goede bok wil aanhouden. Met het oog op het risico van inteelt en voor een gezonde veestapel op de lange termijn, is dat niet verstandig. “Als je een goede bok hebt, probeer dan niet met die ene bok alles te verbeteren, maar wees geduldig. Die bok zal ook een goede zoon hebben. Als je een bok duurzaam inzet, drukt ie wel zijn stempel op de populatie.”Het stamboek kan hierbij ook een rol spelen door fokkers te informeren hoeveel dekbokken er al zijn van een vader. “Houd als vuistregel aan dat een bok in zijn leven niet twee keer meer dan de gemiddelde familiegrootte aan aangehouden lammeren voortbrengt. Gemiddelde familiegrootte is het gemiddelde aantal aangehouden zoons en dochters per vader binnen een populatie.”

Reactie NOG

In het jaarverslag 2024 geeft het bestuur van de NOG zijn visie op de bevindingen van CGN/WUR: “Heel terecht wordt in het rapport [van CGN/WUR] gesteld dat het de fokkers zijn die met talloze kleine fokkerijbeslissingen het resultaat vormen van een fok­programma. De hoop dat de populatieanalyses in het rapport eraan bijdragen dat fokkers zich bewust zijn van het populatie­belang en dat goed afwegen tegen hun eigen belangen als fokker, lijkt hoog gegrepen, maar wel is gebleken dat aanpassing van de fokkerijregels door de fokcommissies een positief effect heeft op de genetische diversiteit binnen de populaties. Dit is uiteindelijk ook waar de fokcommissies, dus de gezamenlijke fokkers van een ras, over gaan.”

Er staat ook een waarschuwing in het rapport. “Terecht”, vindt Engel Kupers, secretaris van de NOG. “Als over de hele populatie de inteelt in orde is, kunnen er op individueel niveau best problemen zijn – fokkers die met bepaalde lijnen blijven door­fokken en daarmee bij het nageslacht een veel hogere inteelt­coëfficiënt bereiken. Het rapport wijst terecht op dat gevaar.”

Volgens Kupers is ZooEasy een prima hulpmiddel om een te grote inteelt op individueel niveau te voorkomen. “Het programma kan zogenoemde proefparingen maken die aangeven wat de gevolgen voor inteelt zijn als een dergelijke paring daadwerkelijk plaatsvindt. Dat biedt mogelijkheden om in ieder geval wat inteelt betreft de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien.”

Om ook in de toekomst over voldoende genetische spreiding te beschikken is de NOG vorig jaar gestart met het invriezen van sperma van Witte, Bonte en vooral Toggenburger bokken. Kupers: “Het enthousiasme van de fokkers is groot en ook dit jaar wordt er weer sperma ingevroren.”

Mondjesmaat inzet Engelse Toggenburger bok

De fokcommissie Toggenburger geiten heeft sinds twee jaar een zuivere Engelse Toggenburger bok (Ashdene Caleb) opgenomen in het stamboek, naast enkele kruisingen van Engels-Nederlandse Toggenburgers. Er zijn ondertussen wat nakomelingen van deze dieren. Piet Greeve, voorzitter van de fokcommissie Toggenburger geiten: “Het openstellen van het stamboek voor dieren vanuit buitenlandse stamboeken staat nog in de kinderschoenen. Fokkers lijken nog terughoudend, met name vanwege het verschil in type. De Engelse Toggenburgers zijn wat hoogbeniger en gerekt, terwijl de Nederlandse Toggenburger compacter van type is. We hopen dat fokkers met zeer typische dieren het voortouw willen nemen. Hopelijk zien we deze dieren na verloop van tijd op een keuring of worden ze aangeboden voor de stamboekopname.” Daarnaast blijft de fokcommissie zoeken naar mogelijkheden voor verbreding binnen de populatie, niet alleen via Engelse Toggenburgers, maar ook met fokmateriaal van onverwante dieren uit andere buitenlandse stamboeken.

De Nederlandse Toggenburger kent een kleine populatiegrootte. Foto: Rob Buiter

Wit en Bont als apart zien

De inteelttoename per generatie bij Witte en Bonte geiten is onder controle. In het rapport van CGN/WUR staat wel dat door het samengaan van de fokcommissies Witte en Bonte geiten, de verwantschap tussen beide rassen toeneemt. Jan ten Napel (CGN/WUR) adviseert daarom bij de rassen Wit en Bont apart aandacht te blijven houden voor het beheer van deze twee populaties. De fokcommissie laat weten dat zij Wit en Bont inderdaad als twee verschillende populaties ziet.Verder constateert het rapport dat bij beide rassen, uit oogpunt van inteelt, elk jaar een klein aantal vaders te veel wordt ingezet. Durk van der Zee, voorzitter van de fokcommissie Wit en Bont, ziet hierin een informerende taak voor de fokcommissie weggelegd. “De fokkers beslissen uiteindelijk zelf met welke bokken ze fokken. Veel fokkers zijn bewust bezig met het beperken van de inteelttoename.”​

Meer informatie

Het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) van Wageningen University & Research (WUR) kan een adviesrol blijven vervullen voor de NOG en de fokcommissies. Meer informatie over inteelttoename is te vinden op www.wur.nl/fokkenmetverstand.

Je hebt zojuist een Premium-artikel gelezen.
Het aantal premium-artikelen dat je kunt lezen is beperkt. Wil je meer Premium lezen? Maak dan een gratis profiel aan.
Dit artikel komt uit vakblad Geitenhouderij
Lees meer uit deze uitgave
Dit Premium-artikel krijg je cadeau. Onbeperkt lezen? Nu proberen
Over de auteur: Wilma Wolters
Wilma groeide op tussen koeien en paarden, en vond dat geweldig. Ze volgde de Hogere Agrarische School in Dronten, studeerde nog 2 jaar aan de...
Meer over:
Fokkerij
Deel dit bericht: WhatsApp Facebook

Melkprijzen

NieuwsbriefGeitenmelkprijsvergelijking uitgevoerd door AgriMedia bv.
Bekijk de melkprijzen

Nieuwsbrief Geitenhouderij

Nieuwsbrief