Algemeen | Interview | Magazine | Premium

‘Het manoeu-vreren op boerenerven vind ik geweldig’

Frank van de Looy was een van de eerste transporteurs van geitenmelk. In 1987 haalde hij op een dag krap 6.000 liter op, en dat drie dagen in de week. Nog altijd is hij RMO-transporteur en -chauffeur. Zijn bedrijf rijdt nu zeven dagen in de week met geitenmelk en dat kan oplopen tot wel 200.000 liter per dag.

Op een woensdagmiddag staan er iets meer dan een handvol vrachtwagens op het terrein van Van de Looy Transport, vlak aan de A58 in Oirschot. “Woensdag en zondag zijn de rustige dagen voor ons”, legt eigenaar Frank van de Looy uit. Op andere dagen gebeurt het wel dat de achttien tankauto’s allemaal op weg zijn. “Ik vind het rijden geweldig. Het contact met de veehouders, het buiten zijn, het rijden op zich, het manoeuvreren; daar geniet ik van.”

Hoe is Van de Looy Transport ooit begonnen?

“Mijn vader was boer en deed in 1956 melktransport erbij. Hij was toen 20 en reed met paard en wagen langs de boeren om melkbussen op te laden en naar de zuivelfabriek in Oirschot en later Tilburg te brengen. In de jaren zestig kwam daar een trekker met een platte wagen voor in de plaats en in 1976 kwam er een vrachtwagen. In 1980 stopten de melkbussen en begonnen we met een tankwagen. Samen met collega-transporteur Van der Mierden is mijn vader in 1987 gestart met het rijden van geitenmelk voor Amalthea. In geitenmelk werken we nog samen. In die tijd reden we drie dagen in de week, zo’n 6.000 liter per dag, en in het begin nog minder. De melk vroor in de winter aan in de tankwagen, zo klein was het volume. Het transport breidde zich langzaam uit. We hebben nu 27 chauffeurs. Ik doe zelf een deel van de planning en daarnaast rijd ik. Er zit een vaste planner op kantoor en mijn vrouw doet de boekhouding en facturatie.”

De eerste bakwagen waarmee Van de Looy op de weg zat. Foto: Familie Van de Looy
De nieuwste tankauto in Oirschot.

Hoeveel geitenmelk rijden jullie nu?

“We rijden voor Amalthea, Organic Goatmilk Coöperatie en Henri Willig. Gezamenlijk gaat dat om 50 miljoen liter geitenmelk, waarvan 27 miljoen liter biologisch. Verder rijden we voor Eko Holland, biologische koemelk dus. We rijden overal in Nederland, en voor OGC komen we in België tot Oostende en via Brussel en Hasselt gaan we naar het Duitse Winterberg, dan naar Dortmund en bij Nijmegen rijden we weer Nederland in.”

Waarom zijn jullie een goede partner voor zuivelbedrijven?

“Dat zou je aan hen moeten vragen. Maar ik denk dat het met onze flexibiliteit en kwaliteit heeft te maken. Met name voor OGC en Eko Holland is het een kracht om op het juiste tijdstip de juiste hoeveelheid melk op de goede plaats te hebben. De zuivelfabriek geeft aan bijvoorbeeld OGC door hoeveel melk er op die ene dag moet worden geleverd. Johan Devreese laat dat aan mij weten. Wij maken vervolgens een planning bij welke boeren we ophalen, zodat de melk niet te lang blijft zitten bij de boeren, en zodat de fabriek de juiste hoeveelheid melk krijgt op die dag. Wij leveren, misschien wel meer dan een andere RMO-transporteur, op maat. Dat houdt in dat we ook weleens ergens 1.000 liter afleveren. En iemand die 1.000 liter wil, wil er geen 1.200 en ook geen 800. Het is onze taak om te zorgen dat dat goed gebeurt. Overal is een oplossing voor, en ik kan goed positief denken. En het is ook wederzijds. De coöperaties zijn blij met mij, en zij waarderen mij ook. We worden er echt bij betrokken en voelen ons ook een deel in OGC.”

Hoe gaat dat plannen precies in zijn werk?

“Op vrijdag maak ik samen met de planner de planning voor de komende week. Het is maar net waar er melk nodig is, daar zit nogal eens verschil in. Dan bestelt De Mèkkerstee bijvoorbeeld 6 ton en een week later 20 ton. Met melk naar het buitenland gaat het net zo. De ene week hoeven we niks naar Frankrijk over te pompen, de volgende week drie vrachten. In het voorjaar gaan de geiten natuurlijk meer melk geven, daar moet ik bij mijn planning een inschatting van maken. Bovendien moeten we als de planning rond lijkt, nog weleens wat bijsturen. Bijvoorbeeld als een auto kapot is, of als een fabriek stilstaat of de productie moet bijschaven. Wat weleens vervelend werkt, is dat we rekening moeten houden met melkerstijd. Geitenhouders melken lang, merk ik. Op sommige bedrijven kunnen we niet voor 11 uur terecht en beginnen na 15 uur ook al wat zenuwachtig te worden. Het valt niet altijd mee om dat in te plannen. Ik zou geitenhouders willen adviseren een buffertank neer te zetten. Dan kunnen we altijd laden. Dat zou voor ons een uitkomst zijn.”

Welke eisen worden er aan RMO-transporteurs gesteld?

“Al onze chauffeurs hebben een RMO-diploma en wij zijn Qlip-gecertificeerd om rauwe melk te vervoeren. Dat diploma is verplicht. We moeten natuurlijk melk bemonsteren, en je moet dan wel weten waar je op moet letten: temperatuur, geur en kleur van de melk. Ook weten we hoe de melkwacht werkt. De chauffeurs moeten daarnaast elke vracht getest hebben op antibiotica voordat ze lossen. We moeten de tankauto eenmaal in de 24 uur reinigen. Verder zit er achterin de vrachtwagen een computer die vastlegt wat voor melk er is geladen, waar die is geladen, hoeveel liter het is en waar die gelost wordt. Elda krijgt daarvan een uitdraai. In de cabine hebben we een boordcomputer waarin de chauffeurs vastleggen wat ze doen: laden, lossen, wachten. Als ze gelost hebben ligt de vrachtbrief al hier op de mail en bij de klant. Tot slot mogen we niet in de stal komen. Dat weten we, en is vrij logisch.”

Gaat er wel eens iets mis bij het ophalen van de melk?

“Schade rijden gebeurt weleens. Het is soms krap op boerenerven. De auto’s zijn 16,5 meter lang en wegen 40 à 50 ton maar zijn gelukkig ook heel wendbaar, en ze hebben allemaal een camera achterop. Maar mensen denken daar weleens te licht over. 
Ik wil ook nog zeker tien of vijftien jaar door. Ik zou niet gelukkig worden als ik nooit meer mocht rijden.”

Veranderingen in rmo

Frank van de Looy weet zich de grote veranderingen in RMO-transport goed te herinneren. “De eerste verandering was in 1996, toen we van bakwagen naar oplegger gingen. En natuurlijk werd de laadcapaciteit groter. De bakwagen had een capaciteit van 15.000 liter, de eerste oplegger was 27.000 liter en nu laden we 36.000 liter in een tankwagen. Verder is de snelheid van de pomp toegenomen. Toen ik begon lag de snelheid op 300 liter per minuut, nu pompen we 1.300 tot 1.500 liter melk per minuut de tankwagen in of uit.”

Je hebt zojuist een Premium-artikel gelezen.
Het aantal premium-artikelen dat je kunt lezen is beperkt. Wil je meer Premium lezen? Maak dan een gratis profiel aan.
Dit artikel komt uit vakblad Geitenhouderij
Lees meer uit deze uitgave
Dit Premium-artikel krijg je cadeau. Onbeperkt lezen? Nu proberen
Over de auteur: Wilma Wolters
Wilma groeide op tussen koeien en paarden, en vond dat geweldig. Ze volgde de Hogere Agrarische School in Dronten, studeerde nog 2 jaar aan de...
Deel dit bericht: Facebook Twitter WhatsApp LinkedIn

Melkprijzen

NieuwsbriefGeitenmelkprijsvergelijking uitgevoerd door AgriMedia bv.
Bekijk de melkprijzen

Nieuwsbrief Geitenhouderij

Nieuwsbrief