Achtergrond | Magazine | Premium | Voeren

Koperstapeling in de eerste levensweken

Lam kan bij geboorte al hoog kopergehalte hebben. Sinds 2019 is op een tiental melkgeitenbedrijven kopervergiftiging vastgesteld bij opgroeiende lammeren. Chronische kopervergiftiging bij geitenlammeren leidt tot een gevarieerd beeld aan gezondheidsklachten. Enkel door onderzoek van leverweefsel is een diagnose te stellen.

Koper is een essentieel spoorelement dat betrokken is bij een groot aantal enzymen die van invloed zijn op verschillende stofwisselingsprocessen, zoals de binding van ijzer aan eiwitten in bloed, de vorming van collageen en het functioneren van het immuunsysteem. Daarnaast zijn in het verleden aan koper enkele gunstige eigenschappen toegedicht, zoals groeibevorderend, antioxiderende werking en zelfs als alternatief om maagdarmwormen te kunnen behandelen, die destijds het toevoegen van koper in voeding hebben gestimuleerd.

Indien meer absorbeerbaar koper wordt verstrekt dan nodig is voor onderhoud, groei en productie, komt koper via de bloedbaan in de lever waar het wordt opgeslagen. In het geval van een tijdelijke schaarste aan koper in het rantsoen, kan de geit aanspraak maken op de opgeslagen koperreserves. De lever fungeert als een koperbuffer en geeft daarmee tegelijkertijd de beste afspiegeling van de balans tussen opname en benutting op langere termijn.

Sinds enkele jaren wordt op melkgeitenbedrijven vastgesteld dat lammeren dusdanig veel koper binnenkrijgen, dat er koperwaarden worden vastgesteld die schadelijk zijn voor de lever; we spreken dan over kopervergiftiging. Het optreden van één of meerdere problemen in de opfok, zoals luchtwegproblemen, diarree, slechte groei, gewrichts- en botontstekingen, die duiden op weerstandsproblemen, gaven aanleiding voor onderzoek op koper in de lever. Pathologisch onderzoek heeft inzichtelijk gemaakt dat in levers die meer dan 500 ppm koper bevatten al aanwijzingen voor levercelschade zichtbaar zijn.

Zoogperiode kritiek

Het metabolisme van koper is bijzonder complex, en hoe koperstapeling bij geitenlammeren precies ontstaat is niet geheel duidelijk. Wel is bekend dat de absorptie van koper bij zogende dieren veel efficiënter verloopt dan bij herkauwende dieren. De zoogperiode is daarom een kritieke periode. Om een indruk te krijgen van het verloop in koperstapeling bij jonge lammeren vanaf geboorte tot spenen, is GD in het najaar van 2022 een inventariserend project gestart. Om na te kunnen gaan hoe stapeling ontstaat, is het belangrijk om te weten met welke kopergehaltes lammeren geboren worden en in welke hoeveelheden koperhoudende producten worden opgenomen. Op vijf melkgeitenbedrijven zijn tijdens de aflamperiode levers verzameld van uitgevallen hoogdrachtige geiten en foetussen, doodgeboren lammeren en opgroeiende lammeren tot aan spenen. Daarnaast zijn er monsters genomen van kunstmelkpoeder, krachtvoer en water voor de analyse op kopergehalte.


Vermelding klopt niet altijd

GD voerde koperbepalingen van voerproducten uit. Hieruit bleek een grote variëteit in kopergehalte van producten. In melkpoeder liep het kopergehalte uiteen van 1,5 tot 5,6 mg per kg droge stof en in krachtvoer van 7 tot 25 mg per kg droge stof. Daarnaast bleek de gemeten hoeveelheid koper niet altijd overeen te komen met de aangegeven hoeveelheid toegevoegd koper die vermeld stond op het label van het product. In krachtvoerproducten werden de grootste verschillen gemeten tot 16 mg meer koper per kg droge stof. In enkele gevallen werd ook minder koper gemeten dan aangegeven op de producteigenschappen. Uit de watermonsters bleek dat koperen leidingen of delen van de waterleiding voorzien van koper hoge concentraties aan het water kunnen afgeven. Indien bekend dat dergelijk leidingwerk aanwezig is, wordt geadviseerd het leidingwerk te vervangen.


Koperwaarde moeder

Aan de hand van dit onderzoek zijn een aantal interessante inzichten aan het licht gekomen. Zo lijkt de leverkoperwaarde van het moederdier van invloed te zijn op de koperwaarden van haar lammeren. Moederdieren met hoge leverkoperwaarden kregen lammeren met een hoger kopergehalte in de lever dan lammeren van moederdieren met lage leverkoperwaarden. Daarnaast blijkt dat lammeren al met hele hoge koperwaarden geboren kunnen worden; een van de ingezonden foetussen bleek al een leverkoperwaarde van 551 ppm te bevatten.

Tevens was opvallend dat leverwaarden van ongeboren vruchten afkomstig van eenzelfde moederdier zeer variabel kunnen zijn, met een grootst gemeten variatie van 150 ppm. Er was geen relatie te vinden tussen het gewicht van de lammeren en de hoeveelheid koper in de lever, maar mogelijk dat factoren zoals de positie in de baarmoeder of genetische verschillen in de stofwisseling van koper deze variatie kunnen verklaren.

Verschillen in de hoeveelheid gevoerd koper aan een lam worden met name bepaald door de hoeveelheid krachtvoer die zij kregen.
Foto: Wilma Wolters

Meer dan onderhoud

Op alle bedrijven was een trend zichtbaar dat het kopergehalte in leverweefsel toenam met de leeftijd van de lammeren. Bij lammeren tot zes maanden oud werden leverkoperwaarden gevonden van ruim 1.200 ppm. Dit impliceert dat lammeren doorgaans meer koper binnenkrijgen dan aan onderhoudsbehoefte nodig is. Dit hoeft geen probleem te zijn zolang de opbouw van reserves geleidelijk verloopt en de leverkoperwaarde bij geboorte niet te hoog is. De totale koperverstrekking aan de lammeren in de eerste levensweken is berekend aan de hand van gemeten koperwaarden in krachtvoer, kunstmelkpoeder en water. De totale hoeveelheid gevoerd koper in de eerste 50 dagen leeftijd varieerden per bedrijf tussen 40 en 200 mg koper. De verschillen werden grotendeels bepaald door de hoeveelheid krachtvoer die werd gevoerd in deze eerste weken.

Het kopergehalte tussen verschillende melkpoeders loopt uiteen.
Foto: Wilma Wolters

Koper bepalen

Dit inventariserende onderzoek laat zien dat de koperhuishouding in jonge lammeren niet eenvoudig en van veel verschillende factoren afhankelijk is. Breder opgezet onderzoek is noodzakelijk om openstaande vragen in de toekomst te kunnen beantwoorden. Met name de grote verschillen tussen bedrijven maken duidelijk dat de situatie omtrent koper bedrijfsgebonden is, deels bepaald door voermanagement, maar mogelijk ook genetica. Het is daarom aan te bevelen dat bedrijven een risico-inschatting maken van de eigen situatie door koperstapeling op verschillende momenten in de opfok te monitoren en daarnaast kritisch te zijn op de kopergift in de eerste maanden na geboorte. Zeker wanneer sprake is van een opfok met chronische weerstandsgerelateerde problemen, is het aan te raden enkele lammeren aan te bieden voor pathologisch onderzoek en een koperbepaling van de lever aan te vragen. Monitoren van koperstapeling kan ook door leverweefsel van doodgeboren en opgroeiende lammeren, al dan niet gepoold, te laten onderzoeken.

Je hebt zojuist een Premium-artikel gelezen.
Het aantal premium-artikelen dat je kunt lezen is beperkt. Wil je meer Premium lezen? Maak dan een gratis profiel aan.
Dit artikel komt uit vakblad Geitenhouderij
Lees meer uit deze uitgave
Dit Premium-artikel krijg je cadeau. Onbeperkt lezen? Nu proberen

Melkprijzen

NieuwsbriefGeitenmelkprijsvergelijking uitgevoerd door AgriMedia bv.
Bekijk de melkprijzen

Nieuwsbrief Geitenhouderij

Nieuwsbrief