Nu BTV-3 anderhalf jaar door Nederland waart, is gekeken wat de gezondheidseffecten van het virus zijn op de geitenpopulatie. Hoewel een uitbraak van blauwtong op het individuele bedrijf grote impact kan hebben, lijken de gevolgen voor de sector als geheel nog beperkt.
In september 2023 werd het blauwtongvirus serotype 3 (BTV-3) voor het eerst in Nederland waargenomen. Dit leidde tot besmetting van herkauwers op duizenden bedrijven. Vanaf juli 2024 werd opnieuw volop verspreiding van BTV-3 waargenomen. Houders en dierenartsen meldden dat veel herkauwers, met name runderen en schapen, erg ziek werden. Er werd een verhoogde sterfte waargenomen doordat dieren in sommige gevallen ofwel stierven, ofwel niet herstelden en uiteindelijk geëuthanaseerd moesten worden. In 2024 werd ook meer BTV gesignaleerd op (melk)geitenbedrijven. Aan de hand van data-analyse bracht GD in kaart wat de vermoedelijke impact was van BTV op de Nederlandse geitenpopulatie.

Invloed van BTV
Middels data-analyse is aan de hand van objectieve gegevens berekend in welke mate het BTV-3 virus invloed had op de sterftecijfers. Daarnaast speelde de vraag hoe de sterfte in 2024 zich verhield tot die in 2023 en de daaraan voorafgaande BTV-3-vrije jaren.
Voor kleine herkauwers zijn routinematig vastgelegde gegevens beschikbaar die antwoord kunnen geven op deze vragen. Zo wordt sterfte vastgelegd in de I&R-database en zijn meldingen van klinische verschijnselen indicatief voor blauwtong (BT) beschikbaar bij NVWA. Van beide databronnen waren gegevens beschikbaar tot en met 17 oktober 2024.
Geitenpopulatie in cijfers
Voor deze impactanalyse waren geanonimiseerde I&R-gegevens beschikbaar van alle geitenbedrijven in Nederland. Op de peildatum mei 2024 waren er in totaal 10.584 UBN’s (Unieke Bedrijfsnummers) met uitsluitend geiten en 5.194 UBN’s met zowel geiten als schapen. De meeste bedrijven zijn kleinschalig, wat betekent dat er minder dan 32 volwassen dieren op het bedrijf aanwezig zijn. In mei 2024 waren er in totaal 529 bedrijven met meer dan 32 volwassen geiten. In totaal waren in mei 673 duizend geiten in Nederland aanwezig, waarvan 514 duizend geiten ouder dan één jaar en 160 duizend geiten jonger dan één jaar. Van alle geiten stond zo’n 90 procent geregistreerd op een beroepsmatig geitenbedrijf.


Meldingen van BTV
De NVWA heeft meldingsdata beschikbaar gesteld van alle UBN’s waarvan de houders klinische verschijnselen van BTV-3 meldden in 2023 en 2024. In 2024, maakten tot en met 17 oktober in totaal 3.852 houders van kleine herkauwers melding van verschijnselen van BT bij hun dieren (3.678 schapenhouders en 174 geitenhouders). In 2023 waren dat in totaal 3.083 houders van kleine herkauwers (2.994 schapenhouders en 89 geitenhouders).
BTV-status
Om de impact van BTV-3 te kunnen berekenen is aan ieder geitenbedrijf over de jaren 2023 en 2024 een wekelijkse BTV-status toegekend. Per week kon de status van een bedrijf veranderen. De volgende drie statussen werden onderscheiden:
- BTV-3 vrij.
- BTV-3 besmet gebied: bedrijven waarvan de veehouder zelf geen melding heeft gedaan van BT-verschijnselen maar die wel in een tweecijferig postcodegebied liggen waarvandaan andere houders melding deden van BT-verschijnselen.
- BTV-3 besmet bedrijf: bedrijven waarvan de veehouder melding heeft gedaan van BT-verschijnselen.
Analyse sterftecijfers
In de periode waarin de BTV-3 uitbraak in 2024 speelde, stierven 5.628 geiten meer in vergelijking met dezelfde periode in 2020-2022. De oversterfte in 2024 was daarmee hoger dan de oversterfte die gemeten is in de hele BTV-3 epidemie in 2023 (ruim 1.000 dode geiten meer). Maar als de geitensterfte in 2024 per week wordt bekeken, blijkt dat de sterfte over bijna het hele jaar licht verhoogd was ten opzichte van voorgaande jaren. Daarnaast werd er geen toename in sterfte waargenomen op het moment dat blauwtong in Nederland uitbrak (figuur 1).
Vervolgens is gekeken of er op beroepsmatige geitenbedrijven die verschijnselen van BTV-3 hadden gemeld, meer sterfte had plaatsgevonden onder volwassen geiten (>1 jaar) of geitenlammeren. Met name in 2023 was de sterfte van volwassen geiten verhoogd in de eerste vier weken vanaf het moment van melden. In 2024 was deze toename in sterfte in de eerste vier weken vanaf het moment van melden minder duidelijk zichtbaar. Onder geitenlammeren werd zowel in 2023 als 2024 geen toegenomen sterfte waargenomen (figuur 2).
Op bedrijven die in 2023 verschijnselen van blauwtong meldden, bleek dat de sterfte 2,8 keer hoger was dan in de uitbraakvrije periode. Bedrijven in een BTV-3 besmet gebied hadden tevens een licht verhoogde sterfte, namelijk 1,3 keer in zowel 2023 als in 2024 (figuur 3).

Beperkte sterfte door blauwtong
In beide jaren van de blauwtonguitbraak werd een verhoogde sterfte gezien van geiten ten opzichte van de jaren dat blauwtong niet in Nederland speelde. In hoeverre alle gemeten oversterfte is toe te schrijven aan blauwtong is moeilijk te zeggen. Immers, ook andere factoren kunnen van invloed zijn geweest op de sterfte.Hoewel een duidelijke stijging van de sterfte uitbleef tijdens de uitbraakperioden, blijkt uit de analyses dat de sterfte wel was toegenomen op bedrijven die melding maakten van blauwtongverschijnselen. Onder volwassen geiten bleek de impact gering. De hogere impact van blauwtong op de sterfte van geiten op sectorniveau, ondanks de lagere impact per besmet bedrijf in 2024, kan worden verklaard doordat het virus in 2024 door heel Nederland waarde en er als gevolg daarvan waarschijnlijk veel meer bedrijven in aanraking zijn gekomen met het virus.
Tekst: Inge Santman-Berends, René van den Brom, Eveline Dijkstra, Carlijn ter Bogt-Kappert, Royal GD