Melkgeiten zijn gevoelig voor vervetting. Dat willen we in alle gevallen voorkomen. Want we streven naar een duurzame veestapel. We zijn ervan overtuigd dat het hoogste rendement behaald wordt op bedrijven waar melkgeiten zo lang mogelijk in staat zijn een hoge melkproductie te realiseren. Met het streven om jaarlijks de piekproductie van de verse dieren te verhogen, moet ook het niveau van de laagproductieve dieren omhoog.
Vooral duurmelkers zijn een aandachtsgroep voor conditietoename. Daarom werken we binnen Vitalvé dagelijks aan het optimaliseren van rantsoenen, zo kunnen we deze geiten in de juiste conditie houden. Ons geitenteam streeft daarbij naar de optimale balans: hard voeren voor een hoge melkproductie en voerwinst, mét behoud van conditie. Een uitdaging die het hele jaar speelt, maar vooral in het najaar door de seizoensgebonden productiedaling.
Sturen op ruwvoer
Om die balans tussen productie en conditie goed te houden, gebruiken we in de VitalMonitor het kengetal ‘% ruwvoer’. Voor elke groep is aangegeven hoeveel procent van hun droge stofopname bestaat uit ruwvoer: maïs, gras en structuurbronnen zoals hooi, luzerne of (gehakseld) stro. Bijproducten zoals perspulp tellen hier dus niet mee. Het ideale ruwvoerpercentage hangt af van verschillende factoren, zoals lactatiestadium, melkproductie, leeftijd van de dieren en de doelstellingen van de veehouder.
Ruwvoerpercentage bepalen
Wat een optimaal ruwvoerpercentage is, hangt sterk af van de bedrijfsspecifieke situatie qua ruwvoerwinning. Daarom bepalen we altijd samen welk ruwvoerpercentage je nastreeft. De maandanalyses die we binnen Vitalvé uitvoeren geven inzicht in hoe bedrijven daarin verschillen. Zo zien we in het eerste half jaar van 2025 het gemiddelde ruwvoerpercentage waarmee gemolken werd variëren van 15% tot 45%, met een gemiddelde van 30%. Richting de zomer, wanneer de veestapel vers is, zien we dat het ruwvoerpercentage op veel bedrijven daalt doordat het rantsoen wordt aangepast aan een versere veestapel en het seizoen.
Optimale voerefficiëntie zorgt voor hogere voerwinst
Zo komt vanuit onze maandanalyses naar voren dat het voeren van een hoog percentage ruwvoer niet automatisch leidt tot lagere voerkosten per dag.
Bedrijf 1 in de vergelijking hieronder voert bijvoorbeeld aanzienlijk meer ruwvoer dan Bedrijf 2, maar de voerkosten per dag blijven gelijk. Het verschil zit in de benutting van het rantsoen: Bedrijf 2 weet met een iets lagere opname een hogere productie te realiseren en behaalt daardoor een betere voerefficiëntie én dus een hogere voerwinst. Dit is berekend bij een gelijke melkprijs.
Bedrijf 1 | Bedrijf 2 | |
Melkproductie (kg vgm/dag) | 3,25 | 3,51 |
Voeropname (kg ds/dag) | 2,70 | 2,65 |
Ruwvoerpercentage | 34% | 26% |
Voerkosten per kg droge stof | € 0,33 | € 0,33 |
Voerefficiëntie | 1,20 | 1,32 |
Voerwinst (€/dag) | € 1,48 | € 1,65 |
Deze vergelijking laat zien dat meer ruwvoer niet automatisch meer rendement oplevert. Om met een hoog percentage ruwvoer toch een hoge voerefficiëntie te behalen, is de verteerbaarheid van zowel het ruwvoer als het totale rantsoen cruciaal. Daarbij heeft ook de ruwvoerkwaliteit een grote invloed op je uiteindelijke resultaat.
Door gebruik te maken van berekende pensfracties optimaliseren we rantsoenen om de vertering in de pens zo efficiënt mogelijk te maken. Daarbovenop werken we met bedrijfsspecifieke krachtvoeders zodat ze optimaal aansluiten bij de ruwvoeders op jouw bedrijf. De sleutel tot een hogere voerwinst ligt dus niet perse in méér ruwvoer, maar in betere benutting.