Kennispartnerbericht van Hipra

Resultaten van onderzoek naar de werkzaamheid van een vaccin specifiek gericht tegen stafylokokken bacteriën

Onderzoekers van de faculteit diergeneeskunde uit Utrecht hebben in samenwerking met HIPRA in 2022 onderzoek uitgevoerd bij Nederlandse hoogproductieve melkgeiten naar de effecten van vaccinatie met een entstof dat zich specifiek richt tegen de stafylokokken bacteriën.

In dit artikel gaan we in op de resultaten van het veldonderzoek maar ook op de rol van stafylokokken bij zichtbare (klinisch) en onzichtbare (subklinische) uierontsteking (mastitis) en de gevolgen van een infectie met stafylokokken.

Stafylokokken zijn de belangrijkste verwekkers van zichtbare en onzichtbare uierontstekingen bij melkgeiten. Met name Staphylococcus aureus (SAU) en coagulase-negatieve stafylokokken (CNS) spelen een belangrijke rol. De laatste worden ook wel de niet-aureus stafylokokken genoemd (NAS) en zorgen vaak voor onzichtbare infecties. De Staphylococcus aureus bacterie is de belangrijkste oorzaak van zichtbare uierontstekingen. De meest dramatische vorm van deze uierontstekingen is een gangreneuze mastitis, in de praktijk ook wel ‘blauwuier’ genoemd. Deze zeer heftige zichtbare uierontsteking leidt in veel gevallen tot sterfte van het dier. Bij mildere gevallen van uierontsteking zien we met name stroppen in de melk, met in meer of mindere mate, roodheid, warmte, zwelling, pijn en een lagere melkproductie.

Onkantheid van uierhelften

Een ander gevolg van een infectie met stafylokokken, is een beschadiging van het melkklierweefsel en daardoor een melkproductiedaling, een verandering van de melksamenstelling en een celgetalstijging. Bij langdurige onzichtbare infecties wordt het melkklierweefsel van één uierhelft zodanig beschadigd dat deze kant langzaam opdroogt. Er ontstaat dan een asymmetrie (onkantheid) van de uierhelften.

Afbeelding: Voorbeeld van een melkgeit met een ernstige onkantheid van de linker uierhelft (bron: Y. de Geus)

Afhankelijk van de mate van aantasting, wordt het uier meer onkant, minder goed melkbaar en minder productief. Ernstige asymmetrie van een uierhelft zal uiteindelijk leiden tot vervroegde afvoer van het dier.

Productiedaling door subklinische mastitis

Niet-aureus stafylokokken (NAS) worden vaak geassocieerd met onzichtbare uierontstekingen bij geiten en schapen. Als een uierhelft besmet wordt, zal het celgetal stijgen en wordt er minder melk door de aangetaste uierhelft geproduceerd. Gerrit Koop en collega’s toonden met een studie op vijf Nederlandse melkgeitenbedrijven aan dat onzichtbare infecties met bepaalde NAS bacteriën zorgden voor een duidelijke celgetalstijging. De melkproductiedaling is echter wel NAS soort afhankelijk. Bij geiten kan het celgetal ook verhoogd zijn door andere factoren zoals lactatiestadium en leeftijd.

Mastitiscontroleprogramma en de rol van mastitisvaccinatie

In een goed mastitiscontroleprogramma moet naast diagnostiek, een goed afgestelde  melkmachine en de juiste melktechniek, een schone en droge omgeving (stalklimaat en  hygiëne), gerichte scheiding en afvoer van langdurig besmette dieren rekening worden gehouden met de weerstand van het dier zelf. Dit kan onder andere worden beïnvloed door middel van gerichte vaccinatie tegen de bacteriën. De enting tegen mastitis (uierontsteking) is bij uitstek het middel om heel gericht de afweer in het uier te verbeteren. Eerdere buitenlandse onderzoeken hebben al aangetoond dat vaccinatie met een entstof dat zich specifiek richt tegen de stafylokokken leidt tot een daling van het aantal geiten met een zichtbare en onzichtbare uierontsteking, minder geiten met een blauwuier, een lagere uitscheiding van stafylokokken, een lager celgetal en minder antibioticabehandelingen. Maar hoe zijn de resultaten onder Nederlandse omstandigheden?

Resultaten veldproef onder Nederlandse omstandigheden

Op het bedrijf van Frank Brinkhaus, De Römer in Heythuysen is een proef uitgevoerd om de werkzaamheid van een vaccin tegen stafylokokken infecties te testen.

Foto: Een pot met geiten op melkgeitenbedrijf De Römer, Heythuysen. Bron: F. Brinkhaus

Op de Römer worden ongeveer 3000 voornamelijk Saanen melkgeiten gemolken met een 84 stands melkstal. Voorafgaand aan de proef is vastgesteld door middel van een PCR-onderzoek op de tankmelk dat Staphylococcus aureus (SAU) en niet-aureus Staphylococcus (NAS) in de tankmelk aanwezig waren.

Een groep van 349 hoogdrachtige jaarlinggeiten werd willekeurig verdeeld in twee groepen, een controlegroep C (n=180) en een vaccinatiegroep V (n=169). Alle jonge geiten in de vaccinatiegroep werden voor aflammeren tweemaal gevaccineerd met de entstof, met een interval van 3 weken. De jonge geiten hadden minimaal 2 weken voor het aflammeren hun tweede enting gehad.

Het merendeel van de geiten lammerden af van begin februari tot begin maart 2022. De eerst drie dagen na aflammeren werden de jonge geiten in een separatiegroep gehuisvest met ongeveer 100-250 pas afgelamde geiten. Op 10 maart 2022, enkele dagen tot weken na aflammeren werden alle jaarling geiten uit de proef samengevoegd in de pot met 1600 niet gevaccineerde, volwassen geiten. Op enkele vaste momenten werd beoordeeld of de dieren uierontsteking hadden (door voorstralen) en werd gekeken naar de symmetrie van de uierhelften. “Overall asymmetry” werd gedefinieerd als het percentage van de geiten dat op ten minste één meting een asymmetrische uierhelft had. De geiten werden bekeken bij aflammeren, op 7 maart 2022 en op 26 april 2022. Gedurende de eerste 4 maanden na aflammeren werden melkproductie, celgetal, uiersymmetrie, het aantal uierontstekingen en het aantal dode dieren door blauwuiers bijgehouden.

Afhankelijk van de mate van aantasting, wordt het uier meer onkant, minder goed melkbaar en minder productief. Ernstige asymmetrie van een uierhelft zal uiteindelijk leiden tot vervroegde afvoer van het dier.

Resultaten

Zichtbare mastitis bij aflammeren

Bij aflammeren hadden 5,6% van de niet gevaccineerde dieren een zichtbare  uierontsteking (geen blauwuier) terwijl bij de gevaccineerde dieren slechts 0,8% een zichtbare mastitis had. Dit is een significant verschil met P-value 0,008 wat inhoudt dat de kans dat dit toeval was 0.008% is.

Figuur 1: Klinische mastitis (niet gangreneus) op moment van aflammeren (p=0,008).

Onkante uierhelften

Nadat de proef was afgerond, kon worden vastgesteld dat bij de gevaccineerde dieren 7,7% van de dieren gedurende een van de drie metingen een onkant uier hadden, terwijl bij de niet gevaccineerde dieren 16% van de dieren een onkant uier hadden bij 1 of meerdere metingen. Ook dit verschil is significant te noemen met P-value 0,016 en dus een kans van 0,016% dat dit toeval was.

Figuur 2: Overall asymmetry % (p=0.016)

In de controlegroep waren 5 geiten die compleet opgedroogd waren en bij de gevaccineerde dieren waren dat er 2. Gezien o.a. het kleine aantal dieren was het verschil niet groot genoeg om significant te noemen.

Blauwuiers

In deze proef zijn er 8 geiten (4,3%) uit de controlegroep gestorven door gangreneuze mastitis terwijl er 4 geiten (2,3%) uit de groep met gevaccineerde dieren zijn gestorven door een blauwuier. Mede door de kleine aantallen is dit verschil alleen niet significant te noemen.

Figuur 3: % dode dieren ten gevolge van gangreneuze mastitis (p=0.3)

Conclusie veldproef

Het vaccineren zorgt op dit bedrijf voor een wetenschappelijk aangetoonde vermindering van het aantal jaarling geiten dat een zichtbare uierontsteking ontwikkelt direct na aflammeren (bij de eerste melking). De vaccinatie met het entstof dat zich specifiek richt tegen stafylokokken geeft ook een wetenschappelijk aangetoonde vermindering van het aantal geiten met een onkant uier.

Uit dit onderzoek blijkt dus dat een vaccinatie met het vaccin dat zich specifiek richt tegen stafylokokken één van de succesfactoren is in de bestrijding van mastitis en het verbeteren van de uiergezondheid op een melkgeitenbedrijf.

Wilt u meer informatie over uiergezondheid op uw bedrijf neem gerust contact op met één van onze dierenartsen: Jessica Hartjes, 06-3800 8533 (Nederland), Niels Groot Nibbelink (Zuid Nederland) 06-8100 2036, Sabine Hoogeveen (Noord-West Nederland) 06-8279 0165 of Anne-Lynn Geertshuis (Noord-Oost Nederland) 06-2046 9304.

Hipra
Over Hipra
HIPRA is een veterinair pharmaceutisch bedrijf dat zich toegelegd heeft op het onderzoek, de productie en het op de markt brengen van producten voor Animal Health. Het familiebedrijf HIPRA is opgericht in 1954 een heeft het hoofdkantoor in Amer (ten Noorden van Barcelona) in Spanje.

Melkprijzen

NieuwsbriefGeitenmelkprijsvergelijking uitgevoerd door AgriMedia bv.
Bekijk de melkprijzen

Nieuwsbrief Geitenhouderij

Nieuwsbrief